In de Lausitz, in het oosten van Duitsland, ruim honderd kilometer ten zuiden van Berlijn bevinden zich bruinkoolmijnen. Het integreren van landschapsnarratie met het landschappelijk en ecologisch benaderen van landschapsherstel als uitgangspunt voor het ontwerpen aan voormalige bruinkoolmijnen in de Lausitz. Dat is de inzet van de masterstudie, waarover in dit artikel verslag wordt gedaan

Het GKC Programma Natuur en Landschap richt zich specifiek op samenwerkingsprojecten die zorgen voor een groene en meer duurzame leefomgeving. Daarbij zijn de bijdrage op het gebied van de drie p’s voor duurzaamheid people, planet, profit leidend. People duidt op een bijdrage aan leefbaarheid en welzijn van mensen, planet op een bijdrage aan natuurkwaliteit en biodiversiteit, profit op het economisch rendabel zijn van het project en de economische functie die natuur en landschap kunnen hebben. Natuur en Landschap zijn overal te vinden van platteland en stadsrand tot in de stad.

The co-operation between water managers and spatial planners depends heavily on its basic element: competing interests. Aspects that shapes the co-operation and define its effectiveness are language (discipline related jargon), contracts, trust, personal competences, policy tuning & policy instruments, institutional innovations, instrumental innovations and mental innovations. This co-operation is mainly informal of character. These aspects will be discussed based on a comparison of two case studies around water management and spatial planning.

Rede bij het afscheid als hoogleraar ruimtelijke planning en cultureel erfgoed, Wageningen Universiteit. Drie aspecten komen aan bod: ingeburgerd bij burgers, in de ruimtelijke planning, en in Wagenings onderzoek en onderwijs

Een relatief nieuwe stroming in onderzoeksland is actieonderzoek. In deze onderzoeksvorm wordt kennis van experts en ervaringsdeskundigen handig gecombineerd in een aanpak gericht op het daadwerkelijke bewerkstelligen van maatschappelijke verandering. Deze aanpak gaat verder dan het traditionele onderzoek waarin veelal eerder welvaart dan welzijn centraal staat en waarin gewone burgers geen rol spelen. Deze nieuwe vorm van onderzoek is hard nodig omdat veel van de huidige problemen niet met de traditionele aanpak opgelost kunnen worden.

In the challenge to cope with climate change, the importance of urban areas is increasingly acknowledged. This article provides an outline of the use of cadastral information, combined with other spatial datasets in support of climate change policy within the context of the Netherlands. The examples of the municipalities Bussum and Apeldoorn are used to explain and discuss the use of cadastral data to support governments in their climate policies.

Before transforming the built environment, one must understand the characteristic of regenerative systems. The aim of this study was is to compare fossil-fuel energy systems with regenerative systems. It explores key properties and constraints of regenerative energy systems with respect to spatial organization and design of the built environment. The findings of this comparative analysis are illustrated with the help of a regional case-study in South Limburg, the Netherlands.

Over het IJ in Amsterdam-Noord ligt industriegebied Buiksloterham, een deels verlaten industriegebied dat vervuild is met onder meer zink, koper en lood. De gemeente wil het terrein langzaam transformeren in een woongebied met winkels, maar de crisis remt ontwikkeling. In de tussentijd zou Buiksloterham aantrekkelijker worden als je er veel groen plant, bedachten twee Wageningse studenten landschapsarchitectuur. En dat was nog maar het begin van hun ambities. In hun afstudeerontwerp zetten Pieter Theuws en Mark Wilschut het groen aan het werk.

Dit rapport geeft een overzicht van recent overheidsbeleid op het gebied van door bedrijventerreinen veroorzaakte ‘verrommeling van het landschap’. Verder beschrijft het de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen op de Veluwe. De kern van het rapport is de behandeling van knelpunten in het beleid die leiden tot ongewenste elementen in het landschap. Tot slot bespreekt het rapport de vraag welke invloed bestaande bedrijventerreinen hebben op landschappelijke waarden.